Hoe ik de dag van Groesbeek zou omschrijven? Als een hel? Nee, misschien is dat overdreven. Maar afzien was het zeker. En dat al vanaf de eerste kilometers. Waar ik de eerste dagen goed met Hans mee kon lopen, moest ik hem nu binnen de eerste vijf kilometer al laten gaan. Het zat er gewoon niet in. Waar paracetamolletjes gisteren de scherpe kantjes van de pijn konden halen, voelde ik nu alles. Dat is ook niet gek, want ik heb een paar vervelende wondjes. Gelukkig heb ik een vroege start, dus ik heb wel voldoende tijd. Ik pauzeer de eerste kilometers veel. En besluit dat ik in Mook even langs de EHBO wil gaan om mijn wonden goed te laten verzorgen. Als ik zie dat ik nog een flink eind moet lopen naar die tent kies ik er toch voor om door te lopen.

Ik sluit aan bij een meisje dat zelfs met een peesontsteking gewoon door blijft gaan en iets verder marcheren we lachend mee met een peloton van de marine. Ik zit er weer helemaal in. Beetje jammer dat mijn ouders een paar kilometer verder staan met een nieuwe lading paracetamol. Ik verlies de groep uit het oog. Haal ze uiteindelijk nog wel in, maar vind het niet verstandig om op dit tempo door te blijven gaan. Daarom pauzeer ik als we Milsbeek naderen. Door een lieve dame word ik helemaal in de watten gelegd. Wat wonen er toch schatten langs het parcours. Vervolgens loop ik door en neem ik een kop soep voor het klimwerk echt gaat beginnen. Ik tref weer leuke mensen en klets over TwijfelMoeder. Als ik mijn ouders in Groesbreek tref, kan ik mijn tranen niet meer tegenhouden. Het is zo zwaar vandaag. Inmiddels is het namelijk ook erg warm geworden. Maar ik blijf door gaan. Al kletsend met verschillende mensen is het wel vol te houden. Daarnaast pauzeer ik regelmatig. Dat levert ook mooie ontmoetingen op. Zo krijg ik mijn eerste gladiool al en wordt er opeens gevraagd of ik ook een ijsje lust. Uiteindelijk kom ik iets voor vijven binnen. Michiel haalt me op, want de wandeling naar het station is me echt te veel. Voor hij er is, regel ik nog snel een vroege start. De vrouw met wie ik ruil, herkent me van televisie. Gelukkig dan heb ik morgen toch een uurtje langer.

Bij thuiskomst blijkt dat het niet vreemd is dat ik zo heb afgezien. Wat heb ik een blaren! Michiel prikt alles door. Maar wat doen we met die blaar onder mijn teennagel (linkervoet, teen naast de grote teen)? Morgen meteen naar de blarenpost of langs de EHBO? Nee, dat kan niet. De posten zijn namelijk bij de start alleen open voor spoedgevallen en niet voor blaren. En de eerste EHBO-post is flink wat kilometers lopen. Dat gaat me echt niet lukken. We besluiten de huisartsenpost te bellen. Ik mag langskomen in het ziekenhuis in Boxmeer, waar de post gevestigd is. Daar blijkt het toch wel een heel bijzondere blessure. De assistente kijkt vertwijfeld en roept de hulp in van een leerling-huisarts. Ook zij zie het niet zitten om de nagel te verwijderen. Ze vraagt haar begeleider, een huisarts, om advies. Hij voelt… en floep daar is de nagel er al af. Wat een verlichting. Nu snijdt hij tenminste niet meer in mijn vel. De boel wordt verzorgd en ik mag morgen weer van start. Wel na een heel kort nachtje, want het is inmiddels al half elf.