Als ik aan een personal trainer denk, dan denk ik aan zo’n echte beul. Zo’n net iets te gespierde man of vrouw die hard roept wat je allemaal moet doen. Voor sommige mensen werkt dat heel motiverend, maar ik schrik daar altijd een beetje van. Maar als ik Bart na onze eerste kennismaking een beetje kan inschatten, is hij volgens mij van het rustigere soort. Een echte motivator in plaats van een beul.

De training start makkelijk met tien minuutjes fietsen als warming up. Moe mag ik daar volgens Bart echt niet van worden. Nou, ik voel mijn bovenbenen na een paar minuten toch echt gaan branden. Toch maak ik de tien minuten zonder zeuren af.

Opgewarmd en wel staat vervolgens een circuit met allerlei apparaten op mij te wachten. Echt, normaal gesproken heb ik hier zo’n hekel aan. Ik sta altijd te stuntelen. Weet nooit hoe ik ‘m goed moet instellen en al helemaal niet wat nu de juiste houding is. En hoeveel herhalingen moet je dan eigenlijk doen? Als ik dan eenmaal bezig ben dan ben ik zo gefocust dat ik vergeet te tellen, of juist wel tel maar verkeerd ademhaal. Je merkt het al; echt ontspannend ben ik niet als ik zelf besluit met fitnessapparaten aan de slag te gaan.

Dit rondje is vandaag alleen bedoeld om te zien wat ik kan. Vandaag is één setje van vijftien voldoende. Als we echt aan de slag gaan, wordt dit twee setjes van vijftien. Bart deelt de nodige complimenten uit; zo slecht gaat het echt niet. Mijn houding is goed en ik kan zelfs meer gewicht hebben dan hij vooraf heeft ingeschat. Tijdens de volgende training wordt het dus allemaal wat meer. Mijn ademhaling is nog niet top, maar ik hoef in ieder geval niet te tellen. Dat doet Bart voor mij. En dat terwijl hij verder vertelt over de oefening die ik doe. Zo pak ik verschillende spierpartijen aan.

Maar het draait natuurlijk niet alleen om de spieren. Hoe staat het eigenlijk met mijn conditie. Daarom volgt een rondje op de crosstrainer (ik ben zo eerlijk om te zeggen dat ik tot zeven minuten ga, in plaats van zes, omdat hij zelf al een minuutje heeft voorgedaan wat ik moet doen). Roeien heb ik in mijn beginjaren in de sportschool ook gedaan. Als Bart voorstelt om dat ook eens te doen, ga ik enthousiast van start. Iets te snel. Want al na een minuut of twee beginnen mijn schouders te branden. Dat moet ik volgende keer iets beter doseren. Als afsluiter neem ik plaats op de loopband waar met zes kilometer per uur uit wandel.

Kapot ben ik na deze training niet. Ik voel natuurlijk wel dat ik iets gedaan heb, maar moe ben ik niet. Wel heb ik weer zin om te trainen en merk ik ook dat Bart mij echt weet te motiveren. Heel subtiel daagt hij mij uit om net iets extra’s te geven. Daarnaast merk ik ook dat hij mijn pijnpunten al goed in het zicht heeft. Morgen staat de eerste echte training op het programma. Dan zal ik denk ik wel anders piepen.