Mijn sportschool start vandaag met bootcamp. Lekker trainen in de natuur. Heerlijk, maar ik durf niet mee te doen. Bang om de hele groep op te houden als er van hindernis naar hindernis wordt gerend.

Hardlopen of joggen is nooit mijn ding geweest. Ik probeerde er tijdens de gymlessen altijd onderuit te komen met een (zelfgeschreven) briefje van mijn moeder, omdat ik geblesseerd was. Of ik nam een zwachtel mee en pakte mijn enkel volledig in, zodat ik geen piepjes-test of Wallen-loop moest afleggen. En nog steeds: als ik op de loopband sta in de sportschool kies ik voor wandelen in plaats van rennen. Wel met zes kilometer per uur, soms ietsje harder, maar dat is het wel.

Voor een klant heb ik vorig jaar voor het eerst meegedaan aan een bootcamp-training. Wat viel dat tegen. Het deed me weer denken aan de keren dat ik bij gym als laatste werd gekozen, omdat je aan mij toch niets had in je groep. Het aangegeven tempo kon ik niet bijhouden en ik hield het groepje op. Mijn man – die mee was om te fotograferen – probeerde me te motiveren, maar ik kon gewoon niet beter. Dat resulteerde vervolgens in tranen, want het is natuurlijk nooit leuk om ergens de slechtste in te zijn.

Het buiten trainen beviel me wel goed, waardoor ik ook best zin had om mee te doen met de les van mijn sportschool. Maar naar mate het moment dichterbij kwam, groeide de knoop in mijn maag. Met als resultaat dat ik nu dit stuk typ, terwijl de anderen zich in het zweet hebben gewerkt. Ik durf niet. Nog niet? Ik weet het niet. Voor mijn gezonde leven zal ik toch mijn grenzen moeten verleggen.